Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling

Betreffen de signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een medewerker, meld de signalen dan bij de leidinggevende of de directie, conform de Wet Preventie en bestrijding van seksueel geweld en seksuele intimidatie in het onderwijs, artikel 4 Verplichting tot overleg en aangifte inzake zedenmisdrijven (meld- en aangifteplicht). In dat geval is dit stappenplan niet van toepassing.


Veilig Thuis

Veilig Thuis is er voor iedereen, jong en oud, die te maken heeft met huiselijk geweld of kindermishandeling.
Veilig Thuis is er zeker niet alleen voor inwoners van Drenthe, maar ook voor professionals. Van vertrouwenspersonen op scholen, tot fysiotherapeuten en van verloskundigen tot artsen. Bij twijfel en vragen altijd bellen met 0800-2000 (gratis) of rechtstreeks met Veilig Thuis Drenthe: 088 2460244 (niet gratis).
http://www.veiligthuisdrenthe.nl/professionals.html

Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling


In aanmerking nemende

  • de Wet maatschappelijke ondersteuning
  • de Wet op de jeugdzorg;
  • de Wet bescherming persoonsgegevens;
  • de Wet op het primair onderwijs;
  • het privacyreglement van [naam basisschool]

 
heeft PCBO Meppel de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling vastgesteld.
 

  • Iedere school van PCBO Meppel is verantwoordelijk voor een goede kwaliteit van de dienstverlening aan de leerlingen en deze verantwoordelijkheid is zeker ook aan de orde in geval van dienstverlening aan leerlingen die (vermoedelijk) te maken hebben met huiselijk geweld of kindermishandeling.
  • Van de medewerkers die werkzaam zijn bij PCBO Meppel wordt op basis van deze verantwoordelijkheid verwacht dat zij in alle contacten met leerlingen en ouders/verzorgers attent zijn op signalen die kunnen duiden op huiselijk geweld of kindermishandeling en dat zij effectief reageren op deze signalen.
  • De medewerkers zijn op de hoogte van de meldcode en weten welke stappen van hen worden verwacht bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling.
  • De directeur en intern begeleiders van de scholen ondersteunen de medewerkers bij het nemen van de stappen van de meldcode.
  • Onder huiselijk geweld wordt verstaan: (dreigen met) geweld, op enigerlei locatie, door iemand uit de huiselijke kring, waarbij onder geweld wordt verstaan: de fysieke, seksuele of psychische aantasting van de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, daaronder ook begrepen ouderenmishandeling, eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking. Tot de huiselijke kring van het slachtoffer behoren: (ex)partners, gezinsleden, familieleden en huisgenoten.
  • Onder kindermishandeling wordt verstaan: iedere vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend, of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel, daaronder ook begrepen eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking.
  • Onder medewerker in deze notitie wordt verstaan: de medewerker die voor PCBO Meppel werkzaam is en die in dit verband aan leerlingen van de basisschool zorg, begeleiding, of een andere wijze van ondersteuning biedt.
  • Onder leerling in deze code wordt verstaan: de leerling aan wie de medewerker zijn professionele diensten verleent.
     

Route bij signalen (vermoeden) van huiselijk geweld en kindermishandeling 


Stap 1: In kaart brengen van signalen

  • Observeer
  • Onderzoek naar onderbouwing
  • Gesprek met ouders: delen van de zorg 
     

Stap 2: Collegiale consultatie en raadplegen Veilig Thuis

  • Consulteer interne en collega’s tijdens:
  • groepsbespreking
  • zorgteam
  • zorgadviesteam (ZAT)
  • Bilateraal overleg met jeugdarts, intern begeleider of andere betrokkenen, bijv. leerplichtambtenaar
  • Consulteer ook Veilig Thuis
  • Uitkomsten consultaties bespreken met ouders
     

Stap 3: Gesprek met de ouder (cliënt)

  • Gesprek met de ouder: delen van de zorg
     

Stap 4: Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling

  • Weeg risico, aard en ernst van de kindermishandeling of huiselijk geweld af. Vraag het AMK hierover een oordeel te geven.
     

Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen

  • Bespreek uw zorgen met de ouder
  • Organiseer hulp door ouder en leerling door te verwijzen naar Bureau Jeugdzorg
  • Monitor of ouder en leerling hulp krijgen
  • Volg de leerling
     

Stap 5b: Melden en bespreken met de ouder

  • Bespreek met de ouder uw voorgenomen melding
  • Meld bij Veilig Thuis

 

Stappenplan bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Stap 1: In kaart brengen van signalen


Breng de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en leg deze vast.
Leg ook de contacten over de signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen.
 
Bij vroegsignalering worden signalen gezien die duiden op een zorgelijke of mogelijk bedreigde ontwikkeling. Zelden zullen deze signalen direct duidelijkheid geven over de oorzaak zoals huiselijk geweld of kindermishandeling. Het is daarom verstandig uit te gaan van de signalen die u als leerkracht of andere betrokkene bij de leerling of in de interactie tussen ouder en leerling waarneemt. In de signalenlijst uit de handleiding vindt u een overzicht van de signalen.
 
Maak bij het signaleren van huiselijk geweld of kindermishandeling gebruik van het signaleringsinstrument van uw organisatie of van de signaleringslijst Huiselijk geweld en kindermishandeling uit de bijbehorende handleiding.
 
In deze fase observeert u de leerling in de klas en eventueel daarbuiten (bijvoorbeeld tijdens een huisbezoek) waardoor u de signalen in kaart kunt brengen.
 
Het is gebruikelijk om in gesprek te gaan met de ouder tijdens haal- en brengmomenten. Tijdens het uitwisselen over de activiteiten van de dag, de leerling en de feitelijkheden die u opvallen, krijgt u een beeld waardoor u ook met informatie van de ouder de situatie in kaart kunt brengen.
Daarnaast  observeert u de ouder en het kind tijdens overige contactmomenten. U verzamelt alle signalen waardoor u duidelijker krijgt of er zorgen zijn en welke zorgen dit zijn.
 
Alle gegevens die te maken hebben met het signaleren en handelen hoort u schriftelijk vast te leggen. Hierdoor kunt u later bij de inspectie verantwoording afleggen indien dit wordt gevraagd. U kunt dit vastleggen in het leerlingendossier, welke in een gesloten kast (met slot) of digitaal (met wachtwoord) wordt bewaard. Dit vanwege de privacy gevoelige gegevens die u verzamelt.
 
Leg in de leerlingdossier de volgende gegevens vast:

  • Vermeld altijd datum, plaats, situatie en overige aanwezigen.
  • Signalen die duidelijk maken welke zorgen u ziet, hoort of ruikt.
  • Signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten.
  • Contacten over deze signalen.
  • Stappen die worden gezet.
  • Besluiten die worden genomen.
  • Vervolgaantekeningen over het verloop.

 
Beschrijf uw signalen zo feitelijk mogelijk:

  • Worden ook hypothesen en veronderstellingen vastgelegd, vermeld dan uitdrukkelijk dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. Maak een vervolgaantekening als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht.
  • Vermeld de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd.
  • Leg diagnoses alleen vast als ze zijn gesteld door een bevoegde medewerker.

  

 Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van Veilig Thuis.


Bespreek de signalen met een deskundige collega. Vraag zo nodig ook advies aan Veilig Thuis.
 
Consultatie is - afhankelijk van de interne afspraken van de organisatie - mogelijk met de volgende collega’s: de intern begeleider, de directie, de aandachtsfunctionaris kindermishandeling, een collega uit dezelfde klas en/of de jeugdverpleegkundige of jeugdarts. Indien de organisatie deelneemt aan het zorgadviesteam is het ook mogelijk om de leerling hierin te bespreken.
 
Om de leerling ‘open’ (niet anoniem) te bespreken in het zorgadviesteam en met andere externe deskundigen is toestemming van de ouder vereist. Indien u in het contact transparant en integer bent, is de kans groot dat over deze zaken een open gesprek mogelijk is. In de meeste gevallen wordt toestemming door de ouder gegeven. Gespreksvaardigheid om in gesprek te gaan over zorgen en het vragen om toestemming van de ouder is een specifieke deskundigheid en kan door middel van scholing worden aangeleerd. Ook kunt u advies krijgen van het AMK of het zorgadviesteam over op welke wijze in gesprek kan worden gegaan met de ouder.
Indien de ouder weigert is dit een zorgelijk signaal en moet het worden meegenomen in de weging.(Stap 4). De leerling kan overigens anoniem worden besproken wanneer de ouder geen toestemming heeft gegeven, maar dit verdient niet de voorkeur vanwege de eventuele vervolgacties.
 
Indien u ook maar enige twijfel heeft over de oorzaak van de situatie en/of eventuele mogelijke onveiligheid bij de leerling, moet u advies vragen bij het AMK. Het AMK kan een eerste weging maken of het terecht is dat u zich zorgen maakt over deze situatie en of er mogelijk sprake kan zijn van kindermishandeling of huiselijk geweld. Zorgvuldig handelen vereist dat u nagaat of u advies moet vragen bij het AMK.
 
Voor het bespreken in het zorgadviesteam wordt een intakegesprek met ouder en/of leerkracht door het maatschappelijk werk of een ander lid van het zorgadviesteam gevoerd. Door de ouder continu te betrekken en in overleg te treden, is de kans groter dat de ouder gemotiveerd is om de situatie te verbeteren en/of hulp te aanvaarden.
 
 
Noodsituaties
Bij signalen die wijzen op acuut en zodanig ernstig geweld dat uw ouder of zijn gezinslid daartegen onmiddellijk moet worden beschermd, kunt u meteen advies vragen aan Veilig Thuis. Komt men daar, op basis van de signalen, tot het oordeel dat onmiddellijke actie is geboden, dan kunt u zo nodig in hetzelfde gesprek een melding doen zodat op korte termijn de noodzakelijke acties in gang kunnen worden gezet.
In noodsituaties kunt u overigens ook contact zoeken met de crisisdienst van het Bureau Jeugdzorg en/of de politie vragen om hulp te bieden.

Stap 3: Gesprek met de ouder

 
Bespreek de signalen met de ouder.
Hebt u ondersteuning nodig bij het voorbereiden of het voeren van het gesprek met de ouder, raadpleeg dan een deskundige collega en/of Veilig Thuis.
 

  1. Leg de ouder het doel uit van het gesprek.
  2. Beschrijf de feiten die u hebt vastgesteld en de waarnemingen die u hebt gedaan.
  3. Nodig de ouder uit om een reactie hierop te geven.
  4. Kom pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen u hebt gezien, gehoord en waargenomen. In geval van een vermoeden van (voorgenomen) vrouwelijke genitale verminking (meisjesbesnijdenis) neemt u met spoed contact op met het AMK.

 
In de meeste gevallen is het onduidelijk wat de oorzaken zijn van de signalen. Door ouders te informeren en uit te wisselen over de ontwikkeling van hun leerling, kunnen zorgen verduidelijkt, ontkracht of bekrachtigd worden. Nodig de ouder expliciet uit tot het geven van zijn/haar mening en vraag door over leerling gerelateerde onderwerpen in de thuissituatie. Herkent de ouder de situatie? Hoe gedraagt de leerling zich thuis? Hoe reageert de ouder daarop? Hoe gaat het opvoeden thuis? Hoe reageert de leerling hierop? Hoe is de ontwikkeling van de leerling tot nu toe verlopen? Wat vindt de ouder daarvan? Hoe ervaart de ouder de opvoeding en zijn rol als ouder?
 
Breng de ouder na overleg met anderen op de hoogte. Informeer en wissel tijdens deze contacten continu uit over de ontwikkeling van de leerling en de zorgen die u hebt.
Indien een handelings- of begeleidingsplan wordt ingezet voor de leerling, bespreek dit met de ouder. Bespreek ook tussentijds en na afloop de resultaten van het handelings- of begeleidingsplan.
 
Indien de ouder de zorgen herkent kan een begin worden gemaakt met het onderzoeken van kansen en oplossingen. Daarnaast kunnen handelingsadviezen worden uitgewisseld voor in de klas en thuis.
 
Indien tijdens het gesprek met de ouder blijkt dat de zorgen een andere oorzaak heeft, kunt u dit traject afsluiten. U kunt de leerling en de ouder binnen de interne en externe zorgstructuur van de school verder begeleiden.
 
Het doen van een melding bij het AMK zonder dat de signalen zijn besproken met de ouder, is alleen mogelijk als:

  • de veiligheid van de ouder, die van u zelf, of die van een ander in het geding is; of
  • als u goede redenen hebt om te veronderstellen dat de ouder door dit gesprek het contact met u zal verbreken.

Bij het vragen van advies aan het AMK geldt dit niet, advies vragen mag altijd anoniem.

 

Stap 4: Weeg de aard en ernst van het huiswelijk geweld of kindermishandeling.

 
Weeg op basis van de signalen, van het ingewonnen advies en van het gesprek met de ouder het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling. Weeg eveneens de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling.
 
Maak bij het inschatten van het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling gebruik van een risicotaxatie-instrument. Neem contact op met het AMK of de jeugdgezondheidszorg en laat deze weging maken.
 

Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden.

Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen


Meent u, op basis van uw afweging in stap 4, dat u de leerling en zijn gezin redelijkerwijs voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling kunt beschermen:

  • organiseer dan de noodzakelijke hulp;
  • volg de effecten van deze hulp; en
  • doe alsnog een melding als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt, of opnieuw begint.

 
Als de organisatie gebruik heeft gemaakt van het zorgadviesteam, kan het zorgadviesteam verdere actie coördineren. Het zorgadviesteam bespreekt de hulpvraag van school en ouders, beoordeelt de hulpvraag, stelt een aanpak vast, geeft handelingsadviezen voor de leerkracht en adviseert over verdere hulp.
De verantwoordelijke medewerker binnen de organisatie bespreekt met de ouder de uitkomst van de bespreking in het zorgadviesteam. Bespreek met de ouder de verder te nemen stappen voor geadviseerde hulpverlening voor de leerling en/of de ouder. Geef informatie en maak afspraken over de eventuele indicaties die nodig zijn voor verdere hulp. Verwijs de ouder door en vraag daarna of de ouder is aangekomen bij de hulp.
Indien u voor een van voorgaande stappen ondersteuning nodig heeft, vraag deze aan bij het zorgadviesteam.
 
Maak in de klas afspraken over begeleidings- en zorgbehoeften van de leerling. Stel een handelings- of begeleidingsplan op en voer dit uit. Deel de uitkomst van deze bespreking met de ouders.

Stap 5b: Melden en bespreken met de ouder

 
Kunt u uw leerling niet voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling beschermen, of twijfelt u er aan of u hiertegen voldoende bescherming kunt bieden:

  • meld uw vermoeden bij Veilig Thuis;
  • sluit bij uw melding zoveel mogelijk aan bij feiten en gebeurtenissen en geef duidelijk aan indien de informatie die u meldt (ook) van anderen afkomstig is;
  • overleg bij uw melding met Veilig Thuis wat u na de melding, binnen de grenzen van uw gebruikelijke werkzaamheden, zelf nog kunt doen om uw leerling en zijn gezinsleden tegen het risico op huiselijk geweld of op mishandeling te beschermen.

 
Bespreek uw melding vooraf met de ouder. U bespreekt de melding ook met de leerling wanneer deze 12 jaar of ouder is.

  1. Leg uit waarom u van plan bent een melding te gaan doen en wat het doel daarvan is.
  2. Vraag de leerling en/of ouder uitdrukkelijk om een reactie.
  3. In geval van bezwaren van de leerling en/of ouder, overleg op welke wijze u tegemoet kunt komen aan deze bezwaren.
  4. Is dat niet mogelijk, weeg de bezwaren dan af tegen de noodzaak om uw leerling of zijn gezinslid te beschermen tegen het geweld of de kindermishandeling. Betrek in uw afweging de aard en de ernst van het geweld en de noodzaak om de leerling of zijn gezinslid  door het doen van een melding daartegen te beschermen.
  5. Doe een melding indien naar uw oordeel de bescherming van de leerling of zijn gezinslid de doorslag moet geven.

Van contacten met de leerling en/of ouder over de melding kunt u afzien:

  • als de veiligheid van de leerling, die van u zelf, of die van een ander in het geding is; of als u goede redenen hebt om te veronderstellen dat de leerling en/of de ouder daardoor het contact met u zal verbreken.

 

Verantwoordelijkheden in het scheppen van een randvoorwaarde voor een veilig werk- en meldklimaat.

Om het voor medewerkers mogelijk te maken om in een veilig werkklimaat huiselijk geweld en kindermishandeling te signaleren en om de stappen van de meldcode te zetten, draagt PCBO Meppel er zorg voor dat:
 
Bestuurder en directie:

  • de meldcode opnemen in het zorgbeleid en/of veiligheidsbeleid van de organisatie;
  • een aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling (mogelijk de intern begeleider) aanstellen;
  • de deskundigheidsbevordering opnemen in het scholingsplan (indien dat nog niet heeft plaatsgevonden);
  • regelmatig trainingen en andere vormen van deskundigheidsbevordering aanbieden aan medewerkers, zodat medewerkers voldoende kennis en vaardigheden ontwikkelen en ook op peil houden voor het signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling en voor het zetten van de stappen van de code;
  • de meldcode aansluiten op de werkprocessen binnen de organisatie;
  • de meldcode aansluiten op de zorgstructuur van de organisatie;
  • voldoende deskundigen intern en extern beschikbaar zijn om de medewerkers te kunnen ondersteunen bij het signaleren en het zetten van de stappen van de code;
  • de werking van de meldcode regelmatig evalueren en zo nodig acties in gang zetten om de toepassing van de meldcode te optimaliseren;
  • binnen de organisatie en in de kring van ouders bekendheid geven aan het doel en de inhoud van de meldcode (schoolgids);
  • afspraken maken over de wijze waarop PCBO Meppel de medewerkers zal ondersteunen als zij door ouders in of buiten rechte worden aangesproken op de wijze waarop zij de meldcode toepassen;
  • eindverantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van de meldcode.

 
intern begeleider en/of direct leidinggevende:

  • als aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling is aangesteld;
  • als vraagbaak functioneert binnen de organisatie voor algemene informatie over (de meldcode) kindermishandeling;
  • signalen herkent die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld;
  • kennis heeft van de stappen volgens de meldcode;
  • taken vaststelt van een ieder (Wie doet wat wanneer);
  • deelneemt aan het zorgadviesteam (indien aanwezig);
  • de aansluiting van de meldcode op de werkprocessen uitvoert;
  • de aansluiting van de meldcode op de zorgstructuur uitvoert;
  • samenwerkingsafspraken vastlegt met ketenpartners;
  • de uitvoering van de meldcode coördineert bij een vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling;
  • waakt over de veiligheid van de leerling bij het nemen van beslissingen;
  • zo nodig contact opneemt met Veilig Thuis voor advies of melding.
  • de genomen stappen evalueert met betrokkenen;
  • toeziet op zorgvuldige omgang met de privacy van het betreffende gezin;
  • toeziet op dossiervorming en verslaglegging.

de leerkracht:

  • signalen herkent die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld;
  • overlegt met de intern begeleider bij zorg over een leerling aan de hand van waargenomen signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld;
  • afspraken uitvoert die zijn voortgekomen uit het overleg met de intern begeleider, zoals observeren of een gesprek met de ouder;
  • de resultaten bespreekt van deze ondernomen stappen met de intern begeleider.


de directie, de leidinggevende en de medewerkers zijn niet  verantwoordelijk voor:

  • het vaststellen of er al dan niet sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld;
  • het verlenen van professionele hulp aan ouders of leerlingen (begeleiding, therapie).

 

Zie ook: inspectie